|
De Exodus bladzijde 3Mozes was herder geworden en toen hij op een keer met zijn kudde in de woestijn was, verscheen de engel van de Heer aan hem in een vuurvlam vanuit het midden van een struik: Het gekke was dat de struik brandde, maar niet verbrandde. Dus Mozes zei: “Dat moet eens even beter gaan bekijken. Hoe komt het dat die struik niet opbrandt.“ Toen hij dichterbij kwam riep God hem vanuit die struik en zei: “Mozes, Mozes.” Mozes antwoordde: “Hier ben ik.” Toen zei God: “Kom niet dichterbij. Doe je schoenen van je voeten, want je staat op heilige grond. Ik ben de God van je vader, de God van Abraham, de God van Isaak en de God van Jakob.” Mozes bedekte zijn gezicht, want hij was bevreesd om naar God te kijken. En de Heer zei: “Ik heb gezien hoe ellendig mijn volk er in Egypte aan toe is, ik heb hun jammerklachten gehoord, ik weet hoe ze lijden. Egyptenaren te bevrijden, en om hen naar een mooi land te brengen, dat overvloeit van melk en honing. Daarom stuur ik jou nu naar de farao: jij moet mijn volk, de Israëlieten, uit Egypte wegleiden.’ Mozes zei tegen God: ‘Maar wie ben ik dat ik naar de farao zou gaan en uw volk uit Egypte zou leiden? Stel dat ik naar de Israëlieten ga en tegen hen zeg dat de God van hun voorouders mij gestuurd heeft, en ze vragen: “Wat is de naam van die God?” Wat moet ik dan zeggen?’’ Toen antwoordde God hem: ‘Ik ben die er zijn zal. Zeg daarom tegen de Israëlieten: “IK ZAL ER ZIJN” heeft mij naar u toe gestuurd.” Maar Mozes antwoordde: ‘Neemt u mij niet kwalijk, Heer, maar ik ben geen goed spreker. Ik kan nooit de juiste woorden vinden.’ De HEER zei: ‘Wie heeft de mens een mond gegeven? Wie maakt iemand stom of doof, ziende of blind? Wie anders dan ik, de HEER? Ga nu, Aäron, je broer is een goede spreker. Hij zal voor je spreken. ik zal bij je zijn als je moet spreken en je de woorden in de mond leggen.’ Als je naar Egypte terug gaat zul je wonderen doen voor farao. Maar ik zal zijn hart verharden, zodat hij mijn volk niet zal laten gaan. Dit moet je tegen de farao zeggen: ‘Zo spreekt de Heer, Israël is mijn eerstgeboren zoon, laat mijn zoon gaan, zodat hij mij kan dienen: en als je weigert om hem te laten gaan zal ik jouw zoon doden, ja je eerstgeboren zoon.” Christian Answers Network
Vertaald door: Josine |